11
elfstandig koninkrijk België niet kon verhinderen.
Nieuwe strategische methoden en omstandigheden
naakten daarna het voortbestaan van de vesting over
bodig. In 1870 werd een begin gemaakt met het slechten
der verdedigingswerken. Daarmee werd tevens aan
net burgerlijk leven de vrijheid gegeven, die het zozeer
ehoefde tengevolge van de toename der bevolking en
de vestiging van industrieën. We zien nü hoe de stad
aantrekkingskracht uitoefent op de omliggende gemeen
ten Teteringen, Princenhage en Ginneken: deze groeien
naar de stad toe. Een nieuw overwicht van Breda op de
omtrek manifesteert zich, evenals in de Middeleeuwen,
maar nu in een totaal andere vorm. Terwijl zes, zeven
eeuwen geleden de stad geprivilegieerd werd ten koste
van de omliggende dorpen, moet zij zich thans door
annexatie de nodige bewegingsvrijheid verschaffen.
Grote stukken der aangrenzende dorpen worden bij
Breda getrokken; eerst in 1927 een gebied van Teterin
gen, dat als een halve cirkel Oostwaarts om de stadskern
ligt ongeveer de strook die in 1280 aan de stad door
haar heren Arnoud van Leuven en Elizabeth van Breda
ten gemenen profijte van haar burgers was uitgegeven
daarna in 1942. In het toen geannexeerde gebied liggen
twee oude dorpskommen, waarvan de geschiedenis zover
terugreikt als die van Breda zelf: Princenhage en Gin
neken. Princenhage, dat aanvankelijk Mertersem en
later de Hage heette een naam, die herinnert aan
terreinen, waar de heren van Breda hun jachtrecht uit
oefenden, zo ook in het aan die kant gelegen Lies
bosch eerde in de 18e eeuw door uitbreiding van zijn
naam de Prinsen van Oranje.
Ginneken ten zuiden van Breda, van oudsher een knoop
punt van wegen bij een plaats, die zich goed leende om
do rivier de Mark over te steken, werd spoedig door zijn
Noordelijke buurman overvleugeld.
Aan de overzijde van de rivier begint het uitgestrekte
Mastbosch, omstreeks 1515 aangelegd door Graaf Hen
drik III van Nassau.
Wanneer in de 19e eeuw de industrie voor Nederland
een nieuwe weltvaartsbron wordt, blijft Breda niet ach
ter. Bedrijven van internationale betekenis, zoals de
Hero, de Kwatta, Backer en Rueb, H. K. I., Drie Hoef
ijzers, De Etna, De Faam, C.S.M. „Wittouck" en vele an
dere bedrijven vestigden zich te Breda. Vooral na de
tweede wereldoorlog zette de industriële ontwikkeling
van Breda zich voort.
Nieuwe industrieterreinen werden aangelegd, waarop
zich tot 1 januari 1965 in totaal twintig bedrijven met
circa 600 arbeidsplaatsen vestigden. Deze industrieter
reinen zijn gesitueerd langs de rivier de Mark, die thans
nog bevaarbaar is voor schepen tot 600 a 800 ton, doch
binnen enige jaren door schepen tot 1350 ton.
Door zijn ligging is Breda, zowel nationaal als inter
nationaal, voorbestemd om in nog sterkere mate dan
thans reeds een knooppunt van wegen te worden. Nog
in 1966 zal vermoedelijk de oost-west verbinding door
Breda gereed komen. Deze rondweg zal geheel krui-
singsvrij worden. Op langere termijn komt in uitvoering
het plan „Kempennerrandweg". Deze weg zal een meer
zuidelijk tracé volgen buiten het woongebied. Noord-
Zuid verbindingen (Antwerpen, Rotterdam, Gorkum)
aan de Westzijde sluiten aan op de zuidelijke rondweg.
Het stramien, waarop het huidige wegennet door en
rondom Breda is gebaseerd beoogt enerzijds een vlotte
doorstroming van het doorgaande verkeer, anderzijds
de aansluiting van woon- en werkgebied.
Aan een modern en stedebouwkundig verantwoord
woonklimaat wordt bijzonder veel aandacht besteed.
Nieuwe woonwijken groeien met het inwonertal waar
ruimte is en plaats om te leven. Breda ontwikkelt zich
(vooral sinds de tweede helft van de 19e eeuw) met reu
zenschreden zonder zijn karakter geheel te verliezen.
De kern van zijn binnenstad, de hoofdlijnen, waarlangs
deze met de omgeving samenhangt, de sociografische
samenstelling van zijn bevolking zijn door de geschie
denis bepaald en zullen ook bepalend blijven voor de
toekomst van Breda.