Opkomst en geschiedenis
van Breda
De naam Breda komt in 1125 voor het eerst in de ge
schiedenis voor. Wij zien, dat in de 12e eeuw, een tijd
waarin, de wording der later scherp gescheiden provin
ciën nog in volle gang was, de hertogen van Brabant
van het zuiden uit hun macht in noordelijke richting
uitbreiden, terwijl van de andere kant de graven van
Holland vaste voet proberen te krijgen ten zuiden van
de plaats in opkomst, Dordrecht. Toen omstreeks het
einde van die eeuw de ontmoeting tussen deze twee
machten plaats vond, had de hertog aan de heer van
Breda het gezag gegeven in een aanzienlijk gebied, gele
gen in de invloedssfeer van Brabant op voorwaarde, dat
hij de hertog als zijn landsheer erkende. Wij weten dus
omstreeks 1190 van een heerlijkheid Breda, waar zich
een burcht bevond. Veel meer vertellen de geschreven
bronnen ons niet van de tegenwoordige stad; ja, van het
Breda van 1125 zijn alle bijzonderheden achter een sluier
verborgen. Slechts kunnen wij ons voorstellen hoe hier,
op de plaats waar droge gronden uitliepen in lagere,
moerassige gebieden, bij de samenvloeiing van de rivie
ren de Mark en de Aa zich, onder bescherming van de
burcht, een vissersdorp ontwikkelde.
Omstreeks het midden van de 13e eeuw was de neder
zetting zozeer uitgegroeid tot een zelfstandige gemeen
schap, dat zij een stad genoemd werd.
Uit. de 14e eeuw dagtekenen enkele belangrijke privi
leges, die het stedelijk karakter van Breda bevestigen:
in 1331 werd haar het recht van de lakenbereiding met
uisluiting van het land van Breda toegekend: in 1333
m akte de hertog van Brabant de schepenbank der stad
hc hoofd van alle schepenbanken in de ganse heerlijk
heid. In hetzelfde jaar kreeg zij de opbrengst van de hal
a: de korenmarkt en van de stadswaag, benevens het
ri ht zelf haar accijnzen vast te stellen. Al deze voor
re hten bevorderden in sterke mate de welvaart van de
st,.d. Daarvan legt de Grote Kerk, welker bouw om-
sl eeks die tijd werd aangevangen, getuigenis af. Deze
bh eiende samenleving nu met het omringende platte
land, was de begerenswaardige bruidsschat, die de klein-
d' hter van Jan van Polanen, Johanna, meebracht in
haar huwelijk met de aanzienlijke Duitse graaf Engel-
bc. van Nassau, die in 1404 als heer van Breda werd
ge uldigd. Bij die gelegenheid verleende hij de burgers
van zijn stad het recht van opslag van alle goederen in
hc hele gebied van het land van Breda; een privilege,
da' de ondergeschiktheid van het platteland nadrukke
lijk onderstreepte.
Mn zijn komst zette een geslacht voet op Nederlandse
bodem, dat schrede voor schrede opsteeg tot de hoogste
waardigheden in den lande. Onder de bekwame leiding
van de graven van Nassau werd het land van Breda
nu weldra met de rang van Baronie aangeduid
een administratief goed georganiseerde eenheid. Ont
ginning van woeste gronden verhoogde de waarde van
hel. grondbezit. Door rijke huwelijksverbintenissen con
centreerden de heren van Breda steeds meer macht in
hun familie. Hun aanzien en hun volstrekte loyaliteit
tegenover de landsheren eerst de dynastie van Bour-
gondië, later die van Habsburg verschaften hun toe
gang tot de belangrijkste staats- en hof ambten. Het
Bourgondisch-HabsburgseHuis bracht in de Nederlandse
gewesten de gedachte van saamhorigheid, vooralsnog
alleen uitgedrukt in de centrale regeringsorganen in
Brussel en Mechelen. De schittering van de monarchie
straalde af op het geslacht, dat er een steunpilaar van
was, en op zijn woonplaats Breda. Aan die glanstijd van
de stad der Nassau's zijn de namen verbonden van En-
gelbert I, Jan IV, Engelbert II en Hendrik III (1404
tot 1538).
De laatste voltooide de bouw van de Grote Kerk en
stichtte in plaats van de Middeleeuwse burcht van Jan
van Polanen een prachtig Renaissance-kasteel, dat thans
als Koninklijke Militaire Academie in gebruik is. In de
jongste oorlog was dit kasteel de zetel der beruchte
S. D.
Voor zijn zoon, René van Chalon, had hij het prinsdom
Oranje verworven. Daar deze kinderloos overleed, kwam
de Baronie van Breda met alle daaraan verbonden titels
en waardigheden aan de oudste zoon van Hendriks broe
der, die in 1552 in Breda werd gehuldigd en in de Va
derlandse geschiedenis bekend is als Willem de Zwijger,
Prins van Oranje.
Voor Breda was de 80jarige oorlog een tijdperk met
veel duisternis en weinig licht. Zesmaal ging de stad
van de macht van de ene partij over in die van de
andere, totdat in 1637 Frederik Hendrik, als derde zoon
van Willem van Oranje, zijn stad en Baronie definitief
aan Nederlandse zijde bracht. Deze gebeurtenissen, ge
paard met toenemende oorlogsmoeheid, met strooptoch
ten over het omliggende en onbeschermde gebied, brach
ten de landbevolking tot armoede en knotten de wel
vaart van de stad, die het oude peil niet meer bereikte.
Terwijl Holland in de Republiek der Verenigde Neder
landen het toonaangevende gewest werd, kreeg Breda
de positie van een grensvesting, die de Zuidgrens van de
Noord-Nederlandse staat dekte. Bovendien ging de
bevaarbaarheid van de Mark snel achteruit, wat het ver
keer in de haven ongunstig beïnvloedde.
Al heerst er dan ook nu een tijd lang stilte in het stede
lijk leven van Breda, de naam van deze stad wordt toch
meer dan eens in de geschiedenis genoemd, voorname
lijk door het kasteel der Prinsen van Oranje. Daar
wachtte in 1660 koning Karei II van Engeland, uit zijn
land gevlucht toen Cromwell aan de macht kwam, zijn
tijd af om naar zijn koninkrijk terug te keren; daar werd
in 1667 de vrede gesloten, die een einde maakte aan de
tweede handelsoorlog tussen de Republiek en Engeland.
Breda was ook tijdens de Oostenrijkse successie-oorlog
van 17401748 't conferentieoord voor vredesonderhan
delingen, die echter op niets uitliepen (1746).
In de 19e eeuw bewees de vesting nog eenmaal haar
militair nut, nl. toen, tijdens de opstand der Belgen,
vanuit Breda in 1831 de succesrijke Tiendaagsche Veld
tocht werd begonnen, die evenwel de vorming van een